Duizenden huishoudens hebben een pittige tijd voor de boeg. Ze hebben rond
2004 een torenhoge hypotheek afgesloten tegen – op dat moment – bijzonder
aantrekkelijke voorwaarden: een rente van nog geen 4 procent, vijf jaar
vast.

Nu de rentetarieven zijn opgelopen en de rentevaste periode ten einde
loopt, zien zij hun maandlasten met honderden euro’s toenemen. Weg vakantie,
dag tweede auto, vaarwel hobbies. Want woonlasten nemen een groot deel van
je uitgaven in beslag.

Wie zo’n doemscenario wil voorkomen, kan kiezen voor een zo veilig mogelijke
hypotheek. Maar hoe vind je die, zonder dat je er teveel bij inschiet
(veiligheid heeft tenslotte ook een prijs)? Vijf tips.

1. Spaarhypotheek als rentedemper

De spaarhypotheek wordt steeds populairder. De Hypotheker zag het aantal
verkochte spaarhypotheken de afgelopen vijf jaar verdubbelen. Inmiddels
kiest ruim een kwart van de huizenbezitters voor deze variant.

Erg vreemd is dit niet: de spaarhypotheek is de laatste jaren goedkoper
geworden en is voor een leek relatief eenvoudig te begrijpen. Maar hij is
bovenal veilig.

Een spaarhypotheek is gekoppeld aan een kapitaalverzekering of spaarrekening
eigen woning. Je spaart gedurende dertig jaar het benodigde kapitaal bij
elkaar om de hypotheek af te kunnen lossen. In tegenstelling tot de
beleggingsvariant weet je aan het eind van de rit zeker dat je niet met een
restschuld wordt opgescheept.

Een ander voordeel is dat je minder vatbaar bent voor renteschommelingen. Bij
een spaarhypotheek betaal je elke maand hypotheekrente en premie. Een deel
van je premie vloeit naar je levensverzekering. Over het de rest – het
leeuwendeel – ontvang je rente. Beide rentes zijn communicerende vaten. Het
rentepercentage dat je op je spaarpolis ontvangt is namelijk gelijk aan de
hypotheekrente die je betaalt. Staat de rente hoog, dan ben je duurder uit,
maar ontvang je ook meer. Bij een lage rentestand is het precies andersom.

Is je rentevaste periode ten einde, dan hoef je vanwege dit rentedempende
effect minder te vrezen voor een fors hogere maandlast. Dit kan overigens
ook een nadeel zijn: als de rente na de tienjaarsperiode is gedaald,
profiteer je daar ook minder van.

2. Zet de rente langer vast

Wie een hypotheek afsluit moet ook beslissen over een eventuele rentevaste
periode. De Vereniging van Onafhankelijke Financiële Planners (VOFP) liet
enkele jaren geleden onderzoeken welke optie per saldo het meest gunstig
uitpakt: de rente tien jaar vast zetten of kiezen voor een variabele rente.
Het onderzoek strekte zich uit over een lange periode: van 1956 tot 2003. De
uitkomst was opmerkelijk. Huizenbezitters die de rente lieten meeschommelen
met de markt waren in vrijwel alle periodes voordeliger uit. Gemiddeld
betaalden zij 1,45 procent minder rente. Alleen in 1986 was de consument die
op safe speelde licht in het voordeel.

Betekent dit dat je maar beter het slot van de rente moet halen? Nee, stelt
Kapé Breukelaar, voorzitter van de VOFP. “Wie kiest voor variabel loopt een
groot risico op renteschommelingen. Je moet je afvragen: kan en wil ik dat
risico wel nemen?”

Het voorgenoemde onderzoek laat zien hoe groot de risico’s zijn. Het verschil
tussen de hoogste en laagste tienjaarvaste hypotheek bedraagt 7,59 procent.
Dat is fors, maar niets vergeleken met het verschil in variabele rente:
10,45 procent. Om die reden heeft Breukelaar zelf twee jaar geleden zijn
hypotheek voor vijftien jaar vast gezet.

Hij is niet de enige die kiest voor meer zekerheid. Uit cijfers van De
Nederlandsche Bank blijkt ook dat leningen met een korte, variabele rente op
hun retour zijn. Het aandeel daarvan bedroeg in 2005 nog 44 procent, maar is
inmiddels geslonken tot 19 procent.

3.Varieer met rentevaste periodes

Wie het risico van renteschommelingen – het zogeheten herfixatierisico - wil
spreiden, kan ervoor kiezen zijn lening op te knippen in meerdere rentevaste
periodes. Een hypotheek van drie ton kun je dan onderverdelen in drie
gelijke stukken: een deel variabel, een deel voor vijf jaar vast en een het
laatste deel tien jaar. Of, als je nog minder risico wilt nemen,
respectievelijk vijf, tien en vijftien jaar. Op die manier wordt je
hypotheek niet volledig afhankelijk van één momentopname.

Wat ook kan: de helft van je hypotheek volstrekt risicoloos maken, door
hiervoor een rentevaste periode van 30 jaar te kiezen. Voor de andere helft
neem je dan een variabele rente. Op die manier kun je toch profiteren van
een lagere rente, zonder dat je maandlasten plotseling schrikbarend
toenemen.

4.Neem geen tophypotheek

Steek je niet tot je nek in de schulden, maar koop een huis dat aansluit bij
de inkomsten. Zeker als de rente na afloop van de rentevaste periode fors
hoger staat, kan het water al snel tot je lippen komen.

Er bestaat sinds 2007 een gedragscode die ervoor zorgt dat je hypotheeklasten
in principe niet hoger mogen zijn dan de woonlastenpercentages die het Nibud
heeft vastgesteld. Gemiddeld moet je ervan uitgaan dat je maximaal eenderde
van je inkomen aan wonen kwijt mag zijn. Het exacte percentage hangt af van
je inkomen en de rentestand. De bank mag uitzonderingen maken, maar of dat
verstandig is, is de vraag.

5.Ga sparen

Wie de rente niet voor dertig jaar vast zet, wordt altijd geconfronteerd met
een wisseling in het rentetarief. Wil je niet voor onaangename verrassingen
staan, zorg dan dat je bij een lage rente extra spaart. Zo heb je voor
moeilijke periodes altijd een buffer.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl